Hoe de juiste ringlichtbron kiezen
Het kiezen van een geschikt industrieel ringlicht vereist het overwegen van specifieke toepassingssituaties en inspectiebehoeften, met de nadruk op de volgende kernfactoren:
1. Golflengte (kleur) van de lichtbron
Selecteer op basis van het materiaal en de oppervlaktekenmerken van het te inspecteren object:
Wit: Veelzijdig, geschikt voor de meeste conventionele inspecties (zoals uiterlijke defecten, afmetingenmeting).
Rood/nabij-infrarood: Goede doordringendheid, geschikt voor het detecteren van transparante/doorzichtige objecten (zoals glas, films) of voor het verminderen van oppervlakteverweerstand.
Blauw/ultraviolet: Kan de detailcontrast verhogen op sterk reflecterende oppervlakken (zoals metalen, kunststoffen), geschikt voor het detecteren van kleine defecten.
Groen: Werk goed voor het inspecteren van printplaten en elektronische componenten.
2. Binnen- en Buitendiameter Groottes
Moet passen bij de installatieruimte van de inspectieapparatuur (zoals lenzen, camera's):
De binnendiameter moet groter zijn dan de lensdiameter om het zichtveld niet te blokkeren;
De buitendiameter moet aangepast zijn aan de ruimtelijke beperkingen van de inspectieplek, terwijl het verlichtingsbereik het inspectiegebied volledig moet dekken.
3. Lichtintensiteit en Uniformiteit
Intensiteit: Kies volgens de reflectiviteit van het te inspecteren object en de belichtingstijdsvereisten van de camera. Voor sterk reflecterende objecten kan de intensiteit worden verlaagd; voor objecten met lage reflectiviteit moet de intensiteit worden verhoogd (sommige lichtbronnen ondersteunen helderheidsaanpassing).
Eenhormigheid: Gebruik lichtbronnen met uniforme emissie om inspectiefouten te voorkomen die worden veroorzaakt door ongelijkmatige verlichting (zoals wazige randen, lokale overbelichting).
4. Werkafstand
Dat is de afstand van de lichtbron tot het te inspecteren object, welke in combinatie met de brandpuntsafstand van de lens moet worden afgesteld:
Voor inspectie op korte afstand (zoals kleine onderdelen): Kies een lichtbron met een kleine lichtbundelhoek om het licht te concentreren en details te verbeteren;
Voor inspectie op lange afstand (zoals grote objecten): Kies een lichtbron met een grote lichtbundelhoek om een groter verlicht oppervlak te garanderen.
5. Installatie en compatibiliteit
Interface: Controleer of de elektrische aansluiting van de lichtbron overeenkomt met die van de apparatuur (zoals controllers, cameras) (bijvoorbeeld USB, DC-aansluitingen).
Installatiemethode: Kies vast of instelbaar (bijvoorbeeld draaibaar in hoek) afhankelijk van het station-ontwerp, om stabiele installatie en eenvoudige probleemoplossing te garanderen.
6. Milieuadaptiviteit
Als het in speciale omgevingen wordt gebruikt (zoals bij werkplaatsen met hoge temperaturen, vochtigheid of stof), moet u lichtbronnen kiezen die waterdicht, stofdicht en temperatuurbestendig zijn (zoals IP65-beschermingsniveau).
7. Controllerfuncties
In sommige scenario's moet de lichtbron ondersteuning bieden voor helderheidsaanpassing en stroboscopische besturing (gesynchroniseerd met camera-expositie) om bewegingsonscherpte te voorkomen. In dergelijke gevallen moet een controller met bijbehorende functies worden geselecteerd.
Door de inspectiedoelen (zoals defecttypes, objectmaterialen), apparatuurparameters (lens, werkaafstand) en omgevingsomstandigheden helder te definiëren, kan het selectiebereik worden verkleind. Indien nodig, kan het lichteffect worden geverifieerd via proefnemingen voordat de keuze definitief wordt gemaakt.